Dateringen van de Lage Landen:
(volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (R.C.E.) et al.
De onderstaande afkortingen kunnen daarbij worden gebruikt.
Jaartallen voor 8800 v.C. zijn C14 gecallibrateerd.
De afkorting 'B.P.' betekent "Before Present", waarbij het jaar 1950 internationaal is vastgesteld en geaccepteerd is als ijkdatum als zijnde 'present'.
PALEO
Paleolithicum / oude steentijd
tot 8800 v.C.
PALEOV
Paleolithicum vroeg
tot 300.000 v.C.
PALEOM
Paleolithicum midden
300.000 - 35.000 v.C.
PALEOL
Paleolithicum laat
35.000 - 8800 v.C.
PALEOLA
Paleolithicum laat A
35.000 - 18.000 v.C.
PALEOLB
Paleolithicum laat B
18.000 - 8800 v.C.
MESO
Mesolithicum / midden-steentijd
8800 - 4900 v.C.
MESOV
Mesolithicum vroeg
8800 - 7100 v.C.
MESOM
Mesolithicum midden
7100 - 6450 v.C.
MESOL
Mesolithicum laat
6450 - 4900 v.C.
NEO
Neolithicum / jonge steentijd
5300 - 2000 v.C.
NEOV
Neolithicum vroeg
5300 - 4200 v.C.
NEOVA
Neolithicum vroeg A
5300 - 4900 v.C.
NEOVB
Neolithicum vroeg B
4900 - 4200 v.C.
NEOM
Neolithicum midden
4200 - 2850 v.C.
NEOMA
Neolithicum midden A
4200 - 3400 v.C.
NEOMB
Neolithicum midden 8
3400 - 2850 v.C.
NEOL
Neolithicum laat
2850 - 2000 v.C.
NEOLA
Neolithicum laat A
2850 - 2450 v.C.
NEOLB
Neolithicum laat B
2450 - 2000 v.C.
BRONS
Bronstijd
2000 - 800 v.C.
BRONSV
Bronstijd vroeg
2000 - 1800 v.C.
BRONSM
Bronstijd midden
1800 - 1100 v.C.
BRONSMA
Bronstijd midden A
1800 - 1500 v.C.
BRONSMB
Bronstijd midden B
1500 - 1100 v.C.
BRONSL
Bronstijd laat
1100 - 800 v.C.
IJz
IJzertijd
800 - 12 v.C.
IJZV
IJzertijd vroeg
800 - 500 v.C.
IJZM
IJzertijd midden
500 - 250 v.C.
IJZL
IJzertijd laat
250 - 12 v.C.
ROM
Romeinse tijd
12 v.C. - 450 A.D.
ROMY
Romeinse tijd vroeg
12 v.C. - 70 A.D.
ROMVA
Romeinse tijd vroeg A
12 v.C. - 25 A.D.
ROMVB
Romeinse tijd vroeg B
25 - 70 A.D.
ROMM
Romeinse tijd midden
70 - 270 A.D.
ROMMA
Romeinse tijd midden A
70 - 150 A.D.
ROMMB
Romeinse tijd midden B
150 - 270 A.D.
ROML
Romeinse tijd laat
270 - 450 A.D.
ROMLA
Romeinse tijd laat A
270 - 350 A.D.
ROMLB
Romeinse tijd laat B
350 - 450 A.D.
ME
Middeleeuwen
450 - 1500 A.D.
VME
Middeleeuwen vroeg
450 - 1050 A.D.
VMEA
Middeleeuwen vroeg A
450 - 525 A.D.
VMEB
Middeleeuwen vroeg B
525 - 725 A.D.
VMEC
Middeleeuwen vroeg C
725 - 900 A.D.
VMED
Middeleeuwen vroeg D
900 - 1050 A.D.
LME
Middeleeuwen laat
1050 - 1500 A.D.
LMEA
Middeleeuwen laat A
1050 - 1250 A.D.
LMEB
Middeleeuwen laat B
1250 - 1500 A.D.
Nieuwe tijd
1500 - heden
NTA
Nieuwe tijd A
1500 - 1650 A.D.
NTB
Nieuwe tijd B
1650 -1850 A.D.
NTC
Nieuwe tijd C
1850 - heden
De C14 methode is een manier van datering van archeologische resten. Hierbij wordt er uitgegaan van de opname van radioactief koolstof door elk levend wezen en plant tijdens zijn / haar levensduur.
Tot 1970 ging men er altijd van uit dat die opname door de tijd heen constant was.
Door vergelijking met dendrochronologie (ouderdomsbepaling d.m.v. jaarringen, wat in N-W Europa tot ongeveer 5000 v.C. kan geschieden) kwamen archeologen erachter dat die bepaling niet altijd klopte.
Daarna ontdekte men dat die opname van radioactief koolstof erg kon wisselen en de ouderdomsbepalingen dus bijgesteld -of "gecallibr(at)eerd"- moest worden. Voorbeeld van de nieuwe Notatie: C14 cal: 5000 v.C. +/- 300. Dit betekent dus: "via de gecallibreerde C14 methode wordt de ouderdom vastgesteld op 5000 v.C. met een foutmarge van 300 jaar meer of minder."
Bij de ontdekking van meerdere objecten op dezelfde lokatie kan een "groepscallibratie" worden uitgevoerd.
De uitkomst van deze methodes kan een grafiek zijn waarin de waarschijnlijkheid van een mogelijke datering wordt aangegeven, zie bv het figuur hieronder:
Nieuwe dateringsmethode en verbetering van C14 Jakob Wallinga (Nederlands Centrum voor Luminescentiedatering (NCL), TU Delft) heeft meer informatie over dateren met licht
Abstract van een lezing van Jakob Wallinga, mei 2005:
Optische gestimuleerde luminescentie (OSL) datering is een relatief nieuwe dateringstechniek die is ontwikkeld uit de meer bekende thermoluminescentie (TL) methode. Ontwikkelingen in de laatste jaren hebben de methode betrouwbaarder en breder toepasbaar gemaakt. Faciliteiten voor optische datering bij de TUDelft maken de methode toegankelijk. Door onbekendheid met de nieuwe mogelijkheden wordt optische datering nog weinig gebruikt voor archeologisch onderzoek in Nederland. In de presentatie wordt besproken welke toepassingsmogelijkheden er zijn (b.v. datering van sediment, potscherven en gebouwen). Daarnaast wordt de betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en het ouderdomsbereik (~ 0 * 150.000 jaar) belicht. In de discussie wil ik graag bespreken welke toepassingen het meest interessant zijn voor de archeologie en hoe de methode nog breder toepasbaar gemaakt kan worden.
Hans van der Plicht (Centrum voor Isotopen Onderzoek, RU Groningen & Faculteit Archeologie, Univ. Leiden) heeft meer informatie over recente ontwikkelingen in de 14C-dateringsmethode.
Abstract van een lezing van Hans van der Plicht:
De 14C dateringsmethode is een van de weinige methoden waarmee op een directe natuurwetenschappelijke manier "verleden tijd" kan worden gemeten aan organische materialen. De methode speelt als zodanig een cruciale rol in diverse vakgebieden zoals de archeologie, al enkele decennia lang. Dat neemt niet weg dat er nog steeds nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, waarvan sommige spectaculair.
Enkele hiervan passeren in deze lezing de revue: de steeds uitbreidende ijkgrafiek voor de 14C tijdschaal, nieuwe dateerbare materialen zoals crematieresten en veenlijken, wiggle matching en het uiterst nauwkeurig dateren van goed gedefinieerde strata.
Informatie over de schrijver / editor